Dinsdag 4 september 2012…In
bed?
Margo en ik zitten nog aan
het ontbijt. Ruud is al naar school en Yvon loopt net de deur uit als de
telefoon gaat. “Ik pak ‘m nog wel.” Ze pakt vlug de telefoon en geeft ‘m aan
mij. “’t Is oma.” Ik krijg nog een vluchtige kus op mijn wang. In een moment
vraag ik me af waarom mijn moeder me zo vroeg belt. Ze weet nota bene dat
vandaag de bifosfonatenbehandeling voor Margo gepland staat. Een vreemd gevoel
bekruipt me. En inderdaad, ze heeft slecht nieuws. Haar jongste broer is
vannacht onverwachts overleden. Ik ben beduusd. Ze vertelt de feiten die ze weet.
Zonder dat ze in tranen is, klinkt mijn moeder aangeslagen. Ik kan niks doen
voor haar. Integendeel, ik moet haasten om op tijd in het ziekenhuis te zijn.
Maar door het bericht ben ik uit mijn doen lijkt het wel. Het smeren van de
emla-zalf op Margo’s handen wil niet lukken. Margo’s jas zit onder de zalf en
de pleisters plakken aan elkaar in plaats van op Margo’s hand.
Ruim een half uur later dan
afgesproken komen we bij het ziekenhuis. We treffen bij de ingang Margo’s juf.
Ze begroet Margo hartelijk en wil even een dikke knuffel van Margo. Ze krijgt
niet alleen een knuffel, Margo schenkt haar een stralende glimlach. En het is
wel duidelijk dat het de juf goed doet. Ook zij heeft een droevige bericht. Ze
kroelt door Margo’s haar terwijl ze vertelt. Het kost me moeite het gesprek af
te breken, maar we worden verwacht op de dagbehandeling. De juf heeft er
gelukkig alle begrip voor. Ze knuffelt nog even met Margo die weer breeduit zit
te stralen.
Ik loop met Margo door de
gang richting de dagbehandeling. Ik zie dat ze behoorlijk speeksel laat lopen,
maar grijp mis op de slabber die ik op haar rolstoelblad had liggen.
Waarschijnlijk ben ik ‘m onderweg verloren. Ik stop aan de zijkant van de
wandelgang en pak uit mijn rugzak een schone slabber. Met de rits van de rugzak
haak ik in mijn vest. Het breisel laat helemaal los. Het zit me vandaag niet
mee.
De twee verpleegkundigen die
me tegemoet komen lopen, zien blijkbaar dat het allemaal niet zo is gegaan
vanmorgen als ik had gewild. “Koffie?” Eén van hen loopt na mijn bevestigend
antwoord richting de keuken. De ander loopt met Margo en mij mee naar kamer 5
waar we de hele dag mogen vertoeven. Ik trek Margo’s jas uit. De
verpleegkundige bekijkt de plaatsen waar ik de emla-zalf aan heb gebracht. Ze
warmt Margo’s handen op met een warm washandje zodat de doorstroming van de
bloedvaten optimaal is om te prikken. Ondertussen gaan we naar de kamer aan de
andere kant van de gang. Alle spullen voor het aanbrengen van het infuus liggen
klaar. De andere verpleegkundige is er inmiddels ook en reikt mij een heerlijke
kop koffie aan. Beide verpleegkundigen buigen zich over Margo. Ze kijken welke
vaten het beste zijn om aan te prikken. De verpleegkundige, die de vorige keer
prikte, brengt nu ook het infuus aan. Maar het aanprikken van het bloedvat wil
haar niet lukken. Ze prikt diverse keren zonder dat er een bloedstroom op gang
komt. Het zou kunnen dat ze tegen een klep heeft geprikt of dat er
littekenweefsel gevormd is. Ze neemt niet het risico ook in een ander bloedvat
mis te prikken. Ze belt de co-assistent met het verzoek te komen prikken. Margo
houdt zich kranig. In afwachting van de co-assistent drink ik mijn koffie op.
Ondertussen heeft Margo ook wat te drinken gekregen. Het duurt even voor de
co-assistent er is. De deur zwaait open. Een jongeman geeft mij een hand en
stelt zich voor als de co-assistent. Margo krijgt een schuine blik waarop ze
mij verontwaardigd aankijkt. Er bekruipt mij een vreemd voorgevoel. Margo wordt
wat mopperig. Ik vertel haar rustig dat de co-assistent bij haar komt om bloed
te prikken en het infuus aan te brengen. De man begint afstandelijk met zijn
poging. Of Margo haar arm wat rechter kan? Of ik haar arm beter kan vasthouden?
Of ze zich meer kan ontspannen? Het is al snel duidelijk dat het niet gaat
lukken. Nadat hij een bloedvat heeft aangeprikt waarvan er geen bloedstroom op
gang komt, geeft hij de pijp aan Maarten. Er wordt een andere arts gebeld.
Inmiddels is Gerard uit de vergadering en bij ons aangeschoven in de
behandelkamer. Margo is humeurig en dat heeft ook z’n weerslag op ons. Het
duurt en duurt, maar uiteindelijk komt er een vrouwelijke arts. Ze begroet ons
allemaal en is vriendelijk. Margo ontspant weer wat. Maar ook deze arts lukt
het na verschillende pogingen niet om het infuus aan te prikken. De
verpleegkundigen hebben nog één troef in handen. Ook deze arts is in huis en
wordt gebeld met het verzoek Margo te komen prikken. Na een kwartier komt de
man opgewekt binnen. Hij begroet Margo als eerste met een luidruchtige stem.
Hij pakt, op ons aanraden, haar hand om zich aan Margo voor te stellen. Margo
mag hem wel, heb ik de indruk. Hij bekijkt voorzichtig de bloedvaten die nog
niet zijn aangeprikt. Er zijn weinig mogelijkheden. Vanwege het handenwringen
zijn de bloedvaten in de elleboog uitgesloten. Margo wringt met haar linkerhand
over haar rechterhand heen. Dus alleen de linkerhand is ‘vrij’ om te prikken.
Minimaal vier uur lang de handen uit elkaar gaat, zonder frustratie, vast niet
lukken. Haar voeten zijn ook nog een optie, maar niet zonder emla-zalf om die
plaatsen te verdoven. De verpleegkundige smeert de verdovende zalf op diverse
plaatsen op de huid van haar voet. De zalf moet een poosje inwerken. We gaan
terug naar kamer 5. De verpleegkundige haalt opnieuw koffie voor ons. We leggen
Margo op bed. De televisie staat aan in de hoop dat Margo kan ontspannen. Het
is al tegen de middag als de man ook nu weer zingend de kamer binnen komt.
Margo heeft hem onmiddellijk in de gaten. Ze volgt hem totdat hij naast haar
bed staat. We besluiten dat Margo blijft liggen terwijl de arts probeert te
prikken. De arts zingt zachtjes, tot genoegen van Margo. Uiteindelijk zingen we
met z’n allen uit volle borst. “In de maneschijn, in de maneschijn….” De arts
prikt een bloedvat aan de zijkant van Margo’s linkerhand. Zonder resultaat.
Alle mogelijkheden op en rondom haar linkerhand zijn benut, maar leverden niets
op. Margo huilt als de arts probeert een bloedvat op haat voet aan te prikken.
Ze is er helemaal klaar mee. Net als wij. We besluiten, in goed overleg, de
behandeling te annuleren. We hebben geen keus. Het aanprikken van het infuus is
simpelweg niet gelukt. En dus zullen we een nieuwe datum moeten afspreken voor
deze vijfde bifosfonatenbehandeling. Maar deze laatste dokter willen we wel
weer om te prikken. Een man met geduld en begrip voor Margo. Ondanks alle
frustratie die hij haar opleverde, schenkt ze hem een glimlach als hij haar een
hand geeft voor hij gaat. Of is ze gewoon opgelucht dat ie vertrekt?
Het is al bijna twaalf uur.
Anne en haar zus staan al op de gang te wachten. Zij zorgen, in plaats van het
zwemuurtje op dinsdag, op de dag van de behandeling altijd voor de lunch. Zo
kunnen Gerard en ik samen even rustig een broodje eten. Maar Gerard heeft zo
meteen weer een bespreking en kiest ervoor om terug naar het werk te gaan. Ik
heb geen honger. Ik heb er helemaal de pest in. Het is echt zo’n dag dat ik
maar beter in mijn bed had kunnen blijven. Ik haal drie koppen koffie en een
beker ranja in het keukentje van de dagbehandeling. Ik klets met Anne en haar
zus en zie hoe Margo smult van het broodje bal dat ze voor haar meebrachten.
Het is stralend weer als ik
door de draaideur met Margo het ziekenhuis uitloop. Met de hele middag voor me,
klaart mijn humeur al weer wat op. Er hangt een slabber over het ijzeren hekje
bij de parkeerplaats. Ik herken ‘m als de onze. De verpleegkundige, die er een
sigaret staat te roken, begint te lachen en mompelt iets als ‘gevonden
voorwerp’. Margo lacht in het bijzijn van de vreemde verpleegkundige als ik
haar de verloren slabber laat zien. Ik prop ‘m in de rugzak en loop verder naar
de bus. Margo doezelt wat op de terugweg. Ze is helemaal opgeklaard als we
thuis zijn. Ik maak wat fruit, een kan sap en koffie. Ruud is niet veel later
thuis als ons. Hij helpt me de hangmat uit te stallen in de zon. Margo wiegt
erin en ligt te genieten. Ze houdt Ruud en mij in de gaten. We zitten bij haar,
heerlijk in de zon. Ruud luistert naar mijn verhaal van vandaag. Ik naar het
zijne. Hij is blij met zijn goede resultaat van zijn schriftelijke overhoring
Engels. Hij wordt steeds enthousiaster over het aanstaande brugklaskamp. Hij
heeft zin in de repetitie van toneel vanavond. Hij is vrolijk. Hij neemt me mee
in zijn goede humeur, het maakt me weer opgewekt. Wat er ook allemaal gebeurd
is, ik ben blij dat ik vandaag niet in bed ben gebleven.
Ik bel
mijn moeder. Eens kijken of ik haar kan overtuigen dat de beste
vriend, die je in moeilijke tijden kunt hebben, je eigen positieve gevoel is.
Gea,
BeantwoordenVerwijderenWat heb je dat weer mooi onder woorden gebracht. En wat een wijze, maar zeker kloppende woorden in je laatste zin. Laten we dat maar proberen te onthouden.
Merie